Het poëtisch œuvre van Hermans is bescheiden: slechts ruim honderd gedichten, die in een relatief korte periode in een vroege fase van Hermans’ schrijverschap ontstonden. Zijn eerste gedicht publiceerde hij in 1939 in de schoolkrant, het laatste gedateerde is van 1953. Hermans publiceerde vier bundels poëzie. In 1944 verscheen in een kleine oplage in eigen beheer Kussen door een rag van woorden, in 1946 Horror Coeli en andere gedichten, in 1948 Hypnodrome. Gedichten en in 1968 Overgebleven gedichten.

De bundels hebben, wat hun inhoud betreft, voor een deel een onderlinge samenhang: Horror Coeli en andere gedichten bijvoorbeeld bevat een herziene versie van de meeste gedichten uit Kussen door een rag van woorden. Helemaal nieuw was de inhoud van Hypnodrome, maar Overgebleven gedichten is weer een keuze uit de drie verschenen bundels, aangevuld met niet eerder gepubliceerde teksten. In Hypnodrome en in Overgebleven gedichten nam Hermans ook vertalingen op van gedichten van de door hem bewonderde Frans-Litouwse schrijver Oscar Vladislas de Lubicz Milosz. Critici konden over het algemeen weinig beginnen met Hermans’ poëzie, hoewel Paul Rodenko en Ad den Besten genuanceerd positief waren. Hans van Straten formuleerde het in een recensie van Horror Coeli zo: ‘deze bundel [is] meer merkwaardig dan goed’.

Terugblikkend schreef Hermans zelf in 1983 in een brief: ‘soms heb ik het gevoel dat deze gedichten, vooral de oudste, niet door mijzelf geschreven zijn, maar door een door mij verzonnen romanfiguur uit een roman die in de pen gebleven is.’


Naar boven